Eigenaren van eeuwenoude straatkelders in de Utrechtse binnenstad vrezen op te moeten draaien voor de schade aan hun erfgoed. De gemeente Utrecht koerst af op een juridische strijd, betogen Ilonka Cornelisse en Cees Hilberdink van In Koor, een collectief van bewoners en winkeliers van de Choorstraat.
Ben je de mooiste stad van Nederland. Met historische kelders om ‘u’ tegen te zeggen. Dus écht cultureel erfgoed. En dan lukt het de gemeente Utrecht toch nog om ruzie te maken over het kelderonderhoud. Niet voor de eerste keer, overigens. Al eerder trok de wethouder Kees Diepeveen (openbare ruimte) het boetekleed aan en beloofde beterschap aan iedereen die het maar horen wilde. De gemeenteraad, niet helemaal gerustgesteld, stelde zekerheidshalve een commissie van wijzen in. Briljant idee van een grachtbewoner.
Hij wilde ermee voorkomen dat partijen verwikkeld zouden raken in juridische moddergevechten. Dat wilde de gemeenteraad ook. Daarom moeten de ‘wijzen’ gemeente én keldergemeenschap gaan adviseren hoe, door samen te werken, juridische paskwillen de kop kunnen worden ingedrukt. Een democratische beslissing om een puntje aan te zuigen.
Maar helaas, net niet precies genoeg geformuleerd. Want op het gemeentehuis werd ‘samenwerking’ geïnterpreteerd als een vehikel waarmee keldereigenaren makkelijker konden worden ‘meegenomen’ in de juridische juistheid van ambtelijke redeneringen en bestuurlijke posities.
De keldergemeenschap daarentegen vatte ‘samenwerking’ op als een eigentijdse uitwerking van nabuurschap. Mankementen bespreken, oorzaken uitpluizen. Dan wederzijdse belangen in kaart brengen en niet zoeken naar wat verdeelt, maar naar wat bindt. Beklonken door lucide afspraken; zo nodig juridisch afgehecht. Bij een onverhoopt door-etterend conflictje kon altijd nog de Rijdende Rechter worden ingeschakeld.
Maar het liep anders. Gedreven door maniakale ijver overdonderde de gemeente de keldergemeenschap met een onweer aan juristerij. Daarmee niet alleen de commissie van wijzen voor de voeten lopend, maar tevens de geest van de raadsuitspraak over samenwerking vertrappend.
De gemeentelijke geloofwaardigheid liep verder een deuk op door gesteggel over lekkages. Volgens keldereigenaren waren die de schuld van de zware vrachtwagens. Van de gemeente mochten die immers sinds jaar en dag over de ‘daken’ van hun kelders rijden.
Op het gemeentehuis daarentegen, vonden ze het zandbed tussen straatklinkertjes en keldergewelven dik genoeg om hemelwater te absorberen. Een zombie-argument, zo bleek. Toen er een gat in een straatkelder viel, zag iedereen dat er tussen straat en kelder – soms – nauwelijks een zandkorrel zit.
Binnenkort gaan de ‘wijzen’ adviseren. Maar hoe wijs hun raadgevingen ook zullen uitpakken, voor de uitvoering blijven gemeente en keldermensen op elkaar aangewezen. Dan zal andermaal duidelijk worden dat ‘samenwerking’ de beste remedie is.